Op mijn veertiende dacht ik het wel te weten: ik wilde stoppen met vwo en de overstap maken naar het mbo, zodat ik snel klaar was met school en het huis uit kon. Sociaal Pedagogisch Werk (SPW) ging ik doen, met de bedoeling om als onderwijsassistent in het speciaal onderwijs of als begeleider in de jeugdhulpverlening terecht te komen.
Maar tijdens die opleiding kwam ik in aanraking met de gehandicaptenzorg en ik was verkocht. Na mijn stage werd ik ook meteen aangenomen als flexwerker binnen een grote organisatie voor verstandelijk gehandicapten en nog voor mijn achttiende had ik daar een vast contract.
Als flexwerker werkte ik steeds een periode van drie maanden tot een jaar op een groep. Kinderen, volwassenen, met een lichte tot ernstige verstandelijke beperking, gedragsproblemen of een meervoudige handicap, ik denk dat ik alle verschillende doelgroepen binnen de verstandelijk gehandicaptenzorg wel gezien heb. Maar het meest (en het liefst) werkte ik met meervoudig complex gehandicapte cliënten. Ik vond het heerlijk om fysiek zwaar werk te doen, dat voelde voor mij echt als werken. Cliënten wassen, aankleden en helpen met eten, in een rap tempo, maar ook met genoeg aandacht voor de cliënt als individu. Maar al dat werken met (oude) tilliften en zware rolstoelen deed mijn polsen geen goed. Ik besprak het met collega’s, die vonden het maar normaal om pijn te hebben, dus het duurde even voordat ik zelf naar de huisarts stapte. Toen die me doorverwees naar een orthopeed, kreeg ik te horen dat ik maar een andere baan moest zoeken. Ik mocht geen rolstoelen meer duwen.
Dat was wel een tegenvaller. Ik dacht het eerst nog wel op te kunnen lossen door van woonbegeleiding over te stappen naar dagbesteding, want dat zou vast een stuk minder zwaar zijn. En dan maar een polsbrace gebruiken als ik dan toch rolstoelen moest duwen. Maar ook de dagbesteding was te zwaar.
Vooruitdenkend op wat ik dan wel zou kunnen en willen, ging ik terug naar school. Ik begon aan de Pabo, drie avonden in de week naar school en één dag stage, naast de vier dagen die ik al werkte. In het tweede jaar van de Pabo ging ik ook daadwerkelijk in het basisonderwijs werken, als onderwijsassistente met als vooruitzicht om daar na mijn opleiding als leerkracht te gaan werken. Als assistent kreeg ik weliswaar de vrijheid om met kleine groepjes te werken, maar altijd onder de verantwoordelijkheid van een leerkracht. Dat was wel wennen na die jaren dat ik zelfstandig een groep draaide.
Uiteindelijk kon ik niet mijn draai vinden in het basisonderwijs, fysiek was het dan wel een stuk minder zwaar dan de gehandicaptenzorg, maar ik had niet het gevoel dat ik hier mijn beste kant kon laten zien. Ik maakte dus de overstap van Pabo naar Pedagogiek, weer een deeltijdopleiding, dus in de avonden naar school. In het laatste jaar van die opleiding begon ik als leraar in opleiding in het mbo, bij dezelfde opleiding als waar ik begonnen was: SPW.
Het werk als docent ging me best goed af, tot ik zwanger werd en beviel van mijn tweede dochter. Ik bleef bekkeninstabiliteit houden en moest eigenlijk na elk uur zitten, lopen of staan een kwartier plat liggen. Dat was niet te combineren met mijn lesrooster, dus als compromis ging ik alleen tussen de middag even op een stretcher liggen. In de jaren erna ging ik steeds meer achteruit en het voor de klas staan, reizen naar stagebezoeken en lang zitten bij vergaderingen werd steeds zwaarder.
In afwachting van mijn eerste revalidatietraject was ik lastig in te zetten op lessen en kreeg ik tijdelijk andere taken, tegelijkertijd gaf me dit de mogelijkheid om mijn LC-portfolio op te bouwen, om daarna meer coördinerende taken te kunnen uitvoeren op mijn werk (en daar naar betaald te krijgen). Met die LC-functie had ik net iets meer taken die ik zelf in kon delen. Dat hielp ook wel wat, maar nog steeds niet genoeg.
Na dat eerste revalidatietraject ben ik weer een opleiding gaan volgen, de master Leren & Innoveren. Niet dat ik nou zo graag minder voor de klas wilde staan, maar ik zag wel in dat ik iets achter de hand moest hebben voor de toekomst.
Bij mijn tweede revalidatietraject heb ik ervoor gekozen om het in mijn vrije tijd te doen, zodat ik me niet ziek hoefde te melden om te kunnen revalideren. Toch werd tijdens dat revalideren wel duidelijk dat het vooral mijn werk was waarin ik me continu bleef overbelasten, daar moest iets in veranderd worden, wilde ik kunnen blijven werken. En er zijn ook wel dingen veranderd. Mijn rooster was weer wat evenwichtiger geworden en ik kreeg een trippelstoel.
En nog is het niet genoeg. Nu ben ik sinds oktober voor een kwart ziekgemeld, omdat mijn werkdagen zo zwaar werden, dat ik eenmaal thuis alleen maar op de bank lag vanwege pijn en vermoeidheid.
En weer krijg ik de vraag voorgeschoteld of er niet een andere baan is die ik wel vol zou kunnen houden.
Maar als ik nu teruglees in dit belachelijk lange verhaal wat ik allemaal al heb gedaan om maar te kunnen blijven werken, vind ik dat het nu wel eens tijd wordt dat mijn baan zich aan mij gaat aanpassen. Ik heb genoeg kennis en ervaring in huis om een volwaardige functie binnen het onderwijs in te kunnen vervullen. Die drie dagen werken zou ik best vol kunnen houden, maar dan moeten ze niet zo volgepropt zijn met (voor mij) fysiek zware activiteiten.
Maar kan ik wel vragen van mijn werkgever of mijn functie meer op mij wordt aangepast? Of moet je voor zoiets eerst officieel afgekeurd worden? Of langer dan twee jaar ziek zijn? Want ook al ligt er inmiddels vast al een aardig dossier van mij bij de bedrijfsarts en heb ik soms ook op mijn werk mijn rolstoel nodig, ik heb op papier geen arbeidsbeperking.