Psychologen zeggen ook maar wat

theorieën onderzoek boeken

Met mijn kleuterjufcollega’s zat ik begin deze eeuw (ja, echt zo lang geleden!) bij een cursus Voor- en Vroegschoolse Educatie. Eén van de cursusleidsters stelde zich voor, ze was net afgestudeerd en had in Egypte onderzoek gedaan en gewerkt met kinderen. Ja, ok, leuk voor je. En dan wil je ons vertellen hoe we hier in Rotterdam met kinderen met een taalachterstand om moeten gaan? Doe je best maar!

Dat werkte dus niet. Niet alleen ik, maar alle peuter- en kleuterjuffen konden haar niet serieus nemen. Ze werd al snel vervangen.

En toen ging ik zelf wat studies volgen: een beetje pabo, pedagogiek/onderwijskunde, tweedegraads lesbevoegdheid en een master in leren en innoveren. Ik zal er verder niet over opscheppen, maar ik heb best wel wat verstand van opvoeden, ontwikkelingspsychologie en onderwijs. En waar ik daarbij aanvankelijk nog vertrouwde op de theorieën die aan de hand van onderzoek ontwikkeld waren, werd ik later alleen maar kritischer op die theorieën.

Onderzoek is maar onderzoek

Wat ik vooral van mijn master leren en innoveren geleerd heb, is dat onderzoek op verschillende manieren te interpreteren is. Sowieso is het lastig om een goed betrouwbaar en representatief onderzoek neer te zetten. Ook als je netjes de richtlijnen volgt, zijn er tal van zaken die de uitkomst kunnen beïnvloeden, welke misschien niet in kaart zijn gebracht.

Als er dus uit een onderzoek op Antarctica blijkt dat langer dan tien minuten buiten spelen een negatief effect heeft op de leerresultaten van kinderen, hoef je niet meteen aan te nemen dat dat overal zo is. Je zou kunnen beginnen met wat kritischer te kijken naar hoe dat onderzoek is afgenomen: was dit in de zomer of winter, zijn de temperaturen te vergelijken met ons land? Worden de kinderen onder lestijd niet teveel afgeleid door pinguïns die langs het raam lopen? Werd er lesgegeven in de moedertaal van de kinderen? En hoeveel kinderen zijn er überhaupt op Antarctica waaronder dat onderzoek heeft kunnen plaatsvinden?

Nu zijn onderzoeksrapporten niet altijd gemakkelijk te lezen en wordt er veelal vertrouwd op hoe het vertaald is naar een pakkend krantenartikel of een boek wat voorschrijft hoe je het beste kunt handelen. En gooi wat van die boeken en artikelen in de mix en niemand heeft nog een idee waar het oorspronkelijk vandaan kwam. Netjes verwijzen volgens APA wordt ook niet overal gedaan. Ja, nee, die en die psycholoog zegt het ook. Dus dan zal het wel waar zijn.

Maar dat hoeft dus niet.

Mythes over leren en onderwijs

In het onderwijs kunnen we er ook wat van. Er zijn nog steeds zat boeken te vinden over hoe je je onderwijs kunt aanpassen aan verschillende leerstijlen. Want daar zouden leerlingen beter door kunnen leren. Alleen is dat nooit bewezen.

En de behoeftenpiramide van Maslow heeft Maslow zelf nooit als piramide bedacht. Dat je eerst je basisbehoeften op orde moet hebben om je bovenliggende behoeften te kunnen invullen, is er later maar bij bedacht. Eerst eten en je veilig voelen, dan kun je pas kun je een beetje sociaal gaan doen en daarna pas jezelf waarderen. Maar of dat ook echt zo werkt…

Of dat de effectiviteit van leren precies onder te verdelen is in percentages: door te lezen onthoud je 10%, audiovisueel 20% en uiteindelijk door het zelf aan een ander uit te leggen onthoud je 90%. Ook al niet waar.

Wat is dan nog wel waar?

In de boeken ‘Jongens zijn slimmer dan meisjes’ en ‘Juffen zijn toffer dan meesters’ worden verschillende onderwijsmythes onder de loep genomen. Houdt je lekker kritisch.

Daarnaast vertrouw ik wel op John Hattie. Die man heeft zo ontiegelijk veel meta-onderzoeken naast elkaar gelegd, de overeenkomsten daaruit moeten toch wel een beetje kloppen. Ik heb zelf ‘Visible learning’ in mijn boekenkast staan, maar er zijn ook vertalingen en wat minder uitgebreide boeken hierover te vinden. Die zijn wellicht wat makkelijker te lezen.

Aan de andere kant zullen zijn conclusies misschien over een paar jaar ook alweer oud nieuws zijn. Zou zomaar kunnen.

Jouw theorie is jouw visie, niet de mijne

In mijn eerste revalidatietraject kreeg ik een psycholoog voor mijn neus die me wel even vertelde hoe ik mijn chronische pijn zelf in stand hield. Een mooi theorietje met plaatjes met pijltjes. Ik herkende me totaal niet in dat verhaal, voor mij had de pijn een functie. Pijn is in mijn geval een signaal dat ik over een grens gegaan ben en een stap terug moet doen. Pas een paar jaar daarna kreeg ik de bevestiging dat mijn pijn inderdaad niet de standaard chronische pijn is, maar veroorzaakt wordt door EDS en overbelasting.

En nu dacht ik van mezelf dat ik dus wel een aardig kritische blik had als het over theorieën ging. Maar van de week las ik ‘Maar je ziet er helemaal niet autistisch uit‘ en dat was toch weer een eyeopener. Want als het om autisme gaat, heb ik mijn beeld daarvan ook aardig ingevuld met theorieën die door niet-autisten zijn beschreven. Mijn scriptie schreef ik ooit over autisme in het mbo en daar had ik flink wat boeken voor geraadpleegd. Onder andere over de Theory of Mind. Deze theorie gaat over dat je kunt bedenken wat een ander voelt of denkt en er wordt vervolgens gezegd dat iemand met autisme dit niet kan. Maar wie bepaalt welke interpretatie van andermans gedachten en gevoelens de juiste is? De persoon zonder autisme? Best arrogant als je het zo bekijkt. Want ook die interpretatie is vanuit een eigen referentiekader bedacht.

Dat kwartje viel bij mij dus pas bij het lezen van het boek van Bianca Toeps. Erg verhelderend om het eens van een ander oogpunt te zien. En eigenlijk voel ik me wel een beetje belachelijk dat ik dat niet eerder zo zag…

Weg met die theorieën en gewoon weer naar de persoon kijken

Alhoewel ik sommige theorieën best fijn vind om gedrag te verklaren, of om als leidraad te gebruiken, kan het ook best zonder. Of in ieder geval wat minder. Door alles wat psychologen of pedagogen zeggen maar voor waarheid aan te nemen, beperk je je enorm.

Sinds een aantal jaar geleden de kwalificatiestructuur van het mbo omgegooid is, wordt er minder geëxamineerd op theorie en meer op werkprocessen die beheerst moeten worden. Theorie is daar dan nog maar een klein onderdeel van en vaak slaagt een student ook zonder de theorie op te kunnen dreunen. Soms maak ik me daar weleens zorgen om: een pedagogisch medewerker moet toch weten wat kinderen op een bepaalde leeftijd op alle verschillende ontwikkelingsgebieden zouden moeten kunnen? Aan de andere kant leren ze dat ook door ervaring. Je hebt veel meer aan een pedagogisch medewerker met geweldige voelsprieten dan één met een geweldig geheugen.

En zo is het ook met lesgeven. Dat kun je niet altijd volgens het boekje doen, dat moet je vooral aanvoelen en daarop in kunnen spelen. Soms wat uitproberen en op je snufferd gaan, maar soms kom je zo ook op nieuwe aanpakken die perfect bij jouw groep passen.

Opvoeden van je eigen kinderen net zo: niet alles in de ontwikkeling is te voorspellen aan de hand van een boekje en niet alle kinderen zijn hetzelfde. Met een open blik zie je veel meer mogelijkheden.

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.